Prejudiciële Vragen aan het HvJEU: De Status van ‘Bestuurder’ bij Ingrijpen van Inzittende

In dit artikel bespreek ik een recente uitspraak van de Hoge Raad over de vraag of een slachtoffer van een ernstig auto-ongeluk de hoedanigheid van bestuurder heeft verloren doordat een inzittende tijdens het rijden plotseling de handrem aantrok en daardoor het ongeval veroorzaakte.

Feiten van de zaak

In december 2016 vond er een eenzijdig ongeval plaats met een personenbusje. Het betrof een busje waarmee een voetbalteam vervoerd werd. De bestuurder, hierna: eiser, zat achter het stuur toen een inzittende, de trainer, plotseling de handrem aantrok. Hierdoor verloor eiser de controle over het voertuig, wat resulteerde in een ernstig ongeval. Eiser liep hierbij zwaar letsel op. 

Wettelijk kader

De Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM) bepaalt in artikel 4 lid 1 dat de verzekering geen dekking hoeft te bieden voor schade van de bestuurder van het motorrijtuig dat het ongeval veroorzaakt. De vraag in deze zaak was of eiser ten tijde van het ongeval nog als bestuurder kon worden aangemerkt, ondanks dat de trainer de handrem had aangetrokken.

De rechtbank oordeelde dat eiser geen bestuurder meer was

De rechtbank overwoog dat eiser na het aantrekken van de handrem door de trainer niet langer in staat was om zelf de auto feitelijk nog te besturen, in die zin dat hij de rijrichting, snelheid en voortbeweging van de auto kon beïnvloeden. De rechtbank oordeelde dat eiser daarom geen bestuurder meer was vanaf het moment dat de trainer aan de handrem trok.

Hof oordeelde dat eiser bestuurder bleef

Het hof oordeelde dat eiser ten tijde van het ongeval nog als bestuurder kon worden aangemerkt. De rechtbank had geoordeeld dat eiser de hoedanigheid van bestuurder had verloren, maar het hof was het hier niet mee eens. Het hof overwoog dat eiser de auto in beweging had gezet en de snelheid en rijrichting had bepaald. De trainer had weliswaar een bestuurshandeling uitgevoerd door de handrem aan te trekken, maar dit maakte eiser niet tot een inzittende.

Hoge Raad stelt prejudiciële vragen aan HvJEU

De Hoge Raad stelde vast dat de uitleg van het begrip “bestuurder” in de WAM niet zonder redelijke twijfel uit het Unierecht kan worden afgeleid. De Hoge Raad heeft daarom twee prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU).

De eerste vraag is of de verplichte verzekering aansprakelijkheid moet dekken voor de schade van de (aanvankelijke) bestuurder in een geval waarin een inzittende ingrijpt in de besturing van het motorrijtuig en zich door dat ingrijpen een ongeval voordoet.

De tweede vraag is, indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, of uit het Unierecht bepaalde eisen voortvloeien die de nationale rechter in acht moet nemen bij de vaststelling of een bestuurder als bedoeld in de WAM de hoedanigheid van bestuurder in de omstandigheden van het geval heeft verloren en in aanmerking komt voor de inzittendenbescherming.

Conclusie

De uitspraak van de Hoge Raad is belangrijk voor letselschade advocaten die met zaken te maken krijgen waarbij een slachtoffer van een auto-ongeluk letsel heeft opgelopen door de handeling van een inzittende. De uitleg van het begrip “bestuurder” in de WAM is van belang om te bepalen of de WAM-verzekering dekking biedt voor de schade van het slachtoffer. De antwoorden van het HvJEU op de prejudiciële vragen van de Hoge Raad zullen hierbij van grote betekenis zijn.

Heeft u vragen over uw rechten als bestuurder of inzittende bij een verkeersongeval? Wilt u meer weten over de dekking van uw autoverzekering in complexe situaties? Neem dan contact op voor een vrijblijvend adviesgesprek bij u thuis. Als ervaren letselschadeadvocaat sta ik klaar om u te helpen. 

Chat openen
MCJ Advocatuur
Hallo
Waarmee kan ik u van dienst zijn?